Alhoewel er erg veel meningen zijn over de oorzaken en gevolgen van de waterplanten in het Markermeer, zijn er maar erg weinig mensen die er echt onderzoek naar hebben gedaan en er waarschijnlijk daarom echt verstand van hebben.
In 2017 promoveerde Michiel Verhofstad met een proefschrift over waterplanten in het Markermeer.
Als je het hele proefschift wil lezen hier kan je het vinden.
https://nioo.knaw.nl/nl/pers/woekerende-waterplanten-maaien-niet

Deze website gaat over het onderzoek op het Markermeer:
http://www.markermeer-onderzoek.nl
Advies voor aanpak overlast gevende waterplanten vindt je hier
https://www.stowa.nl/publicaties/stappenplan-aanpak-waterplantenoverlast

Samenvatting
“Maaien of niet maaien is de vraag die beheerders van ondiepe zoete
wateren zich tegenwoordig vaak moeten stellen, zowel in Nederland als elders in de
wereld. Aan de ene kant wil men waterplanten in het ecosysteem hebben, omdat deze
planten veel belangrijke ecologische functies vervullen en diensten leveren aan de mens
(Hoofdstukken 1 & 2). Aan de andere kant is de enorme groei van waterplanten een
belangrijk probleem geworden voor mensen die gebruikmaken van de ecosystemen
(Hoofdstuk 2). Bovendien kunnen hoge dichtheden planten, bestaande uit slechts een
paar dominante woekersoorten, de gunstige ecosysteemfuncties die o.a. ondergedoken
waterplanten in het algemeen vervullen negatief beïnvloeden. Maaien (en verzamelen) is
één van de meest gebruikte beheermethoden om de problemen van deze woekerende
planten te lijf te gaan. Dit type beheer van de waterplanten is echter vaak niet succesvol in
het langdurig terugdringen van de plantengroei (Hoofdstuk 9). Mede omdat het
maaibeheer duur en tijdrovend is, zou je je kunnen afvragen of de planten wel gemaaid
moeten worden.
In dit proefschrift heb ik wetenschappelijke kennis verzameld over welke problemen
veroorzaakt worden door woekerende waterplanten, welke eigenschappen van de planten
gebruikt kunnen worden om problematische vegetaties van nietproblematische
vegetaties te onderscheiden. Bovendien heb ik onderzocht welke milieufactoren de groei
van de plant en de reactie van de plant op maaien beïnvloeden. Ik bespreek hoe deze
kennis ons begrip van de problemen kan bevorderen en hoe deze kennis beheerders kan
helpen de problemen veroorzaakt door de snelle groei van ondergedoken waterplanten
aan te pakken, terwijl tegelijkertijd de belangrijke ecosysteemfuncties van planten
behouden blijven.
In Hoofdstuk 2 laat ik zien dat de hoogte en de bedekkingsgraad van de waterplanten
het best kunnen worden gebruikt om kwantitatief onderscheid te maken tussen
problematische en nietproblematische
waterplantenvegetaties. Ook beargumenteer ik
dat de drempelwaarden voor dit onderscheid mede bepaald worden door de
ecosysteemdiensten die door het ecosysteem geleverd worden (o.a. varen versus
zwemmen). Uit Hoofdstuk 3 blijkt dat de beschikbaarheid van licht (d.w.z. helder
water) en de aanwezigheid van levensvatbare propagulen (o.a. zaden) essentieel zijn voor
de aanwezigheid van onderwaterplanten in ondiepe meren. Wanneer aan deze
voorwaarden voldaan wordt, is de kans op hoge dichtheden aan waterplanten
logischerwijs het hoogst op locaties met een ruime hoeveelheid voeding in de bodem
(m.n. fosfaat). Mijn resultaten wijzen er echter ook op dat de overlast van planten voor
kan komen over een brede gradiënt van voedingstoffen in het milieu, mede omdat relatief
lage dichtheden in sommige gevallen al als vervelend worden ervaren. (Hoofdstukken
2, 3 & 4). In Hoofdstukken 4 en 5 heb ik laten zien dat een aantal soorten
waterplanten die vaak voor overlast zorgen, erg tolerant zijn tegen knippen (maaibeheer).
Dit kan het kortstondige effect dat maaien vaak heeft verklaren (Hoofdstuk 9). Ik heb
beargumenteerd dat de effecten van maaien over het algemeen langer duren wanneer de
milieuomstandigheden de groeisnelheid van de soort verlagen, bijvoorbeeld wanneer de
concentratie voedingsstoffen in het milieu lager zijn, aangezien dit de hergroei van de
plant vertraagd (Hoofdstukken 4 & 6).
Naast omgevingsfactoren beïnvloedt ook de maaiintensiteit
de reactie van de
waterplanten op het maaibeheer, waarbij een hogere intensiteit de dominantie van de
woekersoort in sommige gevallen kan verminderen (Hoofdstuk 5). Anderzijds kan een
te hoge maaiintensiteit
leiden tot verlies van de ondergedoken waterplanten en
eventueel resulteren in (blauw)algenbloei in ecosystemen, waardoor de meeste
ecosysteemdiensten ook worden aangetast (Hoofdstuk 6). Ik pleit er dus voor dat
ecosysteembeheerders niet te rigoureus ondergedoken waterplanten moeten verwijderen
ter bestrijding van de overlast, omdat de waterplanten vitale functies vervullen in ondiepe
ecosystemen (Hoofdstuk 1) die ook nodig zijn voor diverse ecosysteemdiensten voor de
mens (Hoofdstuk 2). Daarnaast hebben we in Hoofdstuk 7 beargumenteerd dat
cyclisch beheer in ruimte en tijd potentieel de biodiversiteit van de waterplanten op
landschapsschaal kan optimaliseren.
Tenslotte heb ik onderzocht of de woekerende waterplanten gebruikt kunnen worden
voor maatschappelijk relevante toepassingen. In Hoofdstuk 5 heb ik aangetoond dat
Myriophyllum spicatum (weergegeven op de voorkant van dit proefschrift) succesvol kan
worden gebruikt om in voedingsstoffen (o.a. N, P, K) uit het milieu terug te winnen.
Bovendien kan de biomassa, die na het maaien verzameld dient te worden, gebruikt
worden voor een breed scala aan toepassingen variërend van biobrandstof tot
landbouwmeststof (Hoofdstuk 9). De geschiktheid van de biomassa voor elke
toepassing hangt gedeeltelijk af van de eigenschappen van de biomassa, zoals de
elementaire samenstelling en het watergehalte. Deze elementaire samenstelling van de
biomassa kan zeer variabel zijn in waterplanten, zelfs binnen één plantensoort. De
samenstelling van de plant correleert deels met de beschikbaarheid van de elementen in
het omliggende milieu en deels met de tijd in het groeiseizoen, maar kan ook intrinsiek
verschillen tussen soorten (Hoofdstukken 4, 5 & 8).
Ik concludeer dat de beste methode om de overlast door woekerende onderwaterplanten
effectief en voor langere termijn tegen te gaan is, om de bottomup
processen (d.w.z. de
groeicondities) aan te pakken die de woekerende plantengroei mogelijk maken. Denk
vooral aan de abiotische factoren die de hoge productiviteit van het ecosysteem mogelijk
maken, zoals het aanbod van meststoffen (Hoofdstuk 4 & 9). Aangezien dit lang niet
altijd mogelijk is, kan topdown
beheer, zoals maaien en verzamelen, de problemen
veroorzaakt door woekerende waterplanten op een directe manier verminderen op de
locatie waar de problemen zich voordoen. Hierbij is het van belang de methode toe te
spitsen op de specifieke situatie van die locatie (Hoofdstukken 2, 5, 6 & 7). Over het
algemeen is aan te bevelen maar een deel van de waterplanten te maaien. Dit vermindert
direct de biomassa en vegetatiehoogte, waardoor de overlast vermindert en zorgt ervoor
dat de planten hun belangrijke functies in het ecosystemen blijven vervullen, doordat niet
de hele vegetatie wordt verwijderd. Daarnaast is het ook belangrijk om de gemaaide
biomassa te verwijderen, omdat dit de voedingsstoffen die aanwezig zijn in de plant uit
het milieu verwijdert en daarnaast een potentieel waardevol product (biomassa) creëert.”

Kortom het probleem is nogal complex en dus ook de oplossingen.
Het evenwicht tussen de verschillende vegetaties verschuift telkens, zo groeit op de bodem van de Gouwzee erg veel kranswier, een bodembedekker die de groei van het overlast gevende doorgroeid fonteinkruid beperkt.
Wat ook opvalt is de grote hoeveelheden zwanen in de hoornse hop, die vreten ook veel waterplanten weg.
Hopelijk hebben we volgend seizoen net zo weining weinig last van de waterplanten, als dit jaar.
Zelfs Michiel Verhofstad kan het niet voorspellen, hij vertelde dat er erg veel verschillende factoren zijn die beïnvloeden hoe veel waterplanten kunnen gaan voorkomen.